Over Quarantaine Gebouw

Dichter / schrijver Anneke Brassinga (werkt in het Quarantaine-gebouw) beschreef voor deze site het gebouw en zijn gebruikers. Voor de tekst is dankbaar gebruik gemaakt van de publicatie Lloydhotel — Annette Lubbers, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2004

Emigranten uit vooral Oost- en Midden-Europa, vaak Joods, konden in het begin van de twintigste eeuw, nog uitzien naar een beter bestaan in het verre Amerika en, voor het geval dat ze passage boekten bij de KHL, Zuid-Amerika en dan vooral Argentinië.

Na een lange treinreis, vaak met een heel gezin, bepakt en bezakt, vanuit Duitsland, Oostenrijk, Polen, Hongarije, Rusland, was er in Amsterdam een kort oponthoud voorafgaand aan de oversteek naar Buenos Aires; van wachten op het schip, van terugblik op een verleden veelal vol armoede en antisemitisme, en van dromen van voorspoed en geluk.

In zo’n overgangssituatie is het geen probleem als men je wil ontluizen en onder de douche zetten, terwijl intussen je kleren ontsmet worden in hete desinfectie-ovens in de kelder van dat prachtige hotel met die hoge zalen en keukens, waar negenhonderd mensen konden verblijven. In badjas en op slippers door de gang naar het hotel. Zo kon iedereen schoon en gezond de reis voortzetten.

Het ontwerp van het hele complex was van Evert Breman (1859 – 1926), een architect met een hang naar monumentale allure en decoratieve finesse. Ook het hoofdkantoor van de KHL, op de hoek Martelaarsgracht-Prins Hendrikkade, is door hem ontworpen. Als gevolg van de crisis van 1930, en door de weelderige bedrijfsvoering van de KHL, gaat de rederij in 1935 failliet. In 1936 wordt het Lloyd Hotel gesloten, het komt in bezit van de gemeente Amsterdam, en dan, in 1939, wordt het van rijkswege een opvangplek voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland (die al vanaf 1933 een heenkomen zochten in Nederland, maar vooral na de Kristallnacht in november 1938 in groten getale kwamen).

In 1941 is er in Amsterdam vanuit de CPN een impuls van verzet tegen de eerste Duitse razzia’s – de Februaristaking. De bezetter kiest het leegstaande Lloyd Hotel als gevangenis voor de tweehonderd opgepakte stakers onder wie gemeenteambtenaren en communisten.

Nadien blijft het Lloyd Hotel heel de oorlog, en nog lang daarna, in gebruik als ‘Huis van Bewaring III’, met een eigen bad afdeling; ook in deze tijd wordt er in de annalen niets vermeld over het Quarantainegebouw. Alleen de ‘binnenplaats’ (er staan dus nog de muren met de gangen die de beide gebouwen verbinden) wordt tweemaal per jaar door de bewakers gebruikt voor schietoefeningen.

Pas in 1954 lezen we dat ‘de binnenplaats tussen het Lloyd en het voormalige Ontsmettingsgebouw als luchtplaats voor de gevangenen wordt ingericht, zodat daar lichamelijke opvoeding kan worden gegeven onder leiding van een sportinstructeur.’ De genoemde gangen worden tijdens het luchten bewaakt (Lubbers, p. 129). Ze leiden naar de Cantine, voorheen Ontsmettingsgebouw, waar zoals gezegd op de eerste verdieping een schaftlokaal is; de kelder dient als fietsenstalling. (Wie als gevangene door een van de gangen ontsnapt kan er dus meteen op een fiets vandoor).

In 1963 wordt het Huis van Bewaring III gesloten want gevangenen gaan voortaan naar de Bijlmerbajes. De Cantine staat sindsdien leeg. Het Lloyd Hotel wordt in 1965 een Rijksinrichting voor jongens.

De Cantine wordt gekraakt in 1980, in de tijd van de ‘communes’, door een groepje kunstenaars en muzikanten. De kraakactie wordt gedoogd door het Ministerie van Justitie, want, zo vermeldt Annette Lubbers in haar boek Lloydhotel, het gebouw staat geheel geïsoleerd van de aangrenzende luchtplaats — waar de jongens maar al te graag wilden ontsnappen uit de greep van de Rijksinrichting. Zijn de gangen inmiddels dichtgemetseld? Maar in 1989 wordt de jeugdinrichting in het Lloyd Hotel opgedoekt en kan er daar een atelier- en cultuurcentrum ontstaan. Zelfs Armando heeft er nog gewerkt.

In 2000 is het Quarantainegebouw aangekocht door Woonstichting De Key. Met behulp van subsidie van gemeentelijk Bureau Broedplaatsen werd het omgetoverd tot een Broedplaats voor kunstenaars. In het gebouw zijn 12 ateliers, 2 muziekstudio’s en een café gerealiseerd. De ateliers kunnen dankzij de subsidie tegen een betaalbaar tarief door kunstenaars worden gehuurd. Sinds de realisatie als broedplaats wordt het gebouw verhuurd en beheerd door Kunstwerk Loods 6.

In 2018 is het gebouw aangekocht door Stadsherstel Amsterdam, een logische keuze, Stadsherstel heeft al tal van rijksmonumenten in eigendom. Oorspronkelijk zou de broedplaats in 2025 eindigen. Door gezamenlijke inspanningen van De Key, Stadsherstel en Bureau Broedplaatsen is de cultureel essentiële functie van het gebouw voor de eeuwigheid bekrachtigd.

J.C. Warffemius & J.K. Warfelhuis – Stadsarchief Amsterdam